Total read books on site: You can read its for free! |
(This file was produced from images generously made available by the Bibliothèque nationale de France (BnF/Gallica) at http://gallica.bnf.fr) DE PLEITERS, _BLYSPEL._ Uit het Fransch van den Heer RACINE. [Illustration: Proficit et Recreat.] t’AMSTELDAM, By d’Erven van ALBERT MAGNUS, op de Nieuwendyk, in den Atlas, 1695. _Met Privilegie._ [Illustration] DEN HEERE DAVID vander PLASS, Konstig Beeld. En Portret Schilder. Myn Nimf, die meer als eens gelukkig was, Dat ze u vernoegde als zy haar Dichten las, Verstout zich om, ô waarde VANDER PLASS! U dus te groeten. ’t Mishaage u niet, dat zy, om zulk een eer t’Erkennen, u haar Pleiters wyd, myn Heer, En nevens die, haar hart demoedig neêr Leit aan uw voeten. De Schilderkonst, die zy waardeert en acht, En nu weêr in haar eerste staat gebracht, Heeft op haar ziel een onbepaalde macht Door haar vermoogen. En die, myn Heer, vliegt met de Poëzy Haar Zúster, zelf d’onsterflykheid voorbij, En twisten nooit om d’opperheerschappy Met brandende oogen. Te meer als zy, gelyk myn Nimf beschoud, In diamant, en eeuwig duurzaam goud Haar lof graveert, en op de gronden boud Van groote lichten. Ja uw penzeel, die zelf d’aloudheid tart, En Aristiid doorluchtig steekt naar ’t hart, Van schaduwen beneepen noch benart, Weet van geen zwichten. Zy, eer gewoon de Helden, trots van moed, Te volgen door een zee van dierbaar bloed, Daar d’eene op ’t hart van d’andre stoot en woed Om d’oorlogszegen: Of edeler, en van een grootzer aard, Den vyand uit medoogen red en spaard, Het Heldenbloed in d’aderen bewaard, En haat den degen, Volgt nu een trant die ’t doffe hart verheugd, De rouw verkeert in uitgelaate vreugd; Doch die niet wykt van ’t waare spoor der deugd, Noch van de reden. Zy volgt de pen van Aristophanes, Die ’t bloedig spoor der groote Euripides, Noch die de trant der wyze Sophocles Niet na wou treeden. Terentius heeft nooit zo zoet geboert Menander heeft nooit op ’t Tooneel gevoerd Een stuk, dat zo de harten heeft geroert Om luit te schateren: Noch Plautus heeft met Warnaar met den Pot, Al lachchende de feilen zo bespot Als hy: geen Spel had zulk een heerlyk lot Noch deed zo klaateren. En wy, myn Heer, wy waaren noch berooft Van zulk een schat, indien dat Dichtren hooft RACINE, die gelyk een zon verdooft Alle andre lichten, De laafte hand niet had aan ’t werk geleid, De Griekse lof door zyn verstand verbreid, En Dichters naam gewyd d’onsterflykheid Door zyn gedichten. Zy volgt van ver die groote baak in zee, En zoekt by u een lieve en stille ree. Dit wenschtze alleen, dit is alleen haar bee Na zo veel vlagen. Ontfangt ze dan met die genegentheid, Als zy dit Spel aan uwe voeten leit, En zie of een die zo bekoorlyk pleit U kan behagen. ABRAHAM BÓGAERT. Copie van de Privilegie. De Staten van Holland ende Westvriesland, doen te weten. Also Ons vertoont is by de tegenwoordige Regenten van de Schouwburgh tot Amsterdam. Dat sy Supplianten sedert eenige jaren herwaerts met hunne goede vrinden hadden gemackt en ten Tooneel gevoert verscheiden Wercken, soo van Treurspelen, Blyspelen als Kluchten, welcke sy lieden nu geerne met den druck gemeen wilden maecken, doch gemerkt dat dese wercken door het nadrucken van anderen, veel van haer luyster, soo in Tael als Spelkonst souden komen te verliesen, ende alsoo sy Supplianten hen berooft souden sien van hun bysonder oogwit om de Nederduytsche Tael en de Dichtkonst voort te setten soo vonden sy hen genootsaekt, om daer inne te voorsien, ende hen te keeren tot Ons, onderdanigh versoeckende, dat wy omme redenen voorsz. de Supplianten geliefden te verlenen Octroy ofte Privilegie, omme alle hunne wercken reets gemaeckt ende noch in ’t licht te brengen, den tyt van vyftien jaren alleen te mogen drucken en verkopen of doen drucken en verkopen, met verbot van alle anderen op seeckere hooge peene daer toe by Ons te stellen ende voor’s in communi forma. Soo is ’t, dat Wy, de Zake en ’t Versoek voorsz. overgemerkt hebbende, ende genegen wesende ter bede van de Supplianten, uyt Onse rechte wetenschap, Souveraine Macht ende authoriteyt deselve Supplianten geconsenteert, geaccordeert ende geoctroyeert hebben, consenteren, accorderen ende octroyeren mits desen, dat sy geduurende den tyt van vyftien eerst achtereenvolgende jaren de voorsz. werken die reeds gedrukt zyn, ende die van tyt tot tyt door haer gemaect ende in ’t ligt gebragt sullen werden, Binnen den voorsz. Onsen Lande alleen sullen mogen drukken, doen drukken, uytgeven en verkopen. Verbiedende daerom allen ende eenen yegelyken de selve werken naer te drukken ofte elders naer gedruckt binnen de selve Onsen Lande te brengen, uyt te geven ofte te verkopen, op de verbeurte van alle de naargedrukte in gebrachte ofte verkogte Exemplaren, ende een boete van drie hondert guldens daer en boven te verbeuren, te appliceren een derde part voor den Officier die de calange doen sal, een derde-part voor den Armen der plaetse daer het casus voorvallen sal, ende het resterende derde part voor de Supplianten. Alles in dien verstande, dat Wy de Supplianten met desen Onsen Octroye alleen willende gratificeren tot verhoedinge van hare schade door het nadrucken van de voorsz. werken, daer door in geenige deele verstaan, den Inhoude van dien te Authoriseren, ofte te avouëren, ende veel min de selve onder Onse protectie ende bescherminge eenig meerde credit, aansien ofte reputatie te geven, nemaer de Suppliante, in cas daar in yets onbehoorlijkx soude mogen influëren, alle het selve tot haren laste sullen gehouden wesen te verantwoorden, tot dien eynde wel expresselijk begerende, dat by aldien sy desen Onsen Octroye voor de selve Werken sullen willen stellen, daer van gene geabbrevieerde ofte gecontraheerde mentie sullen mogen maken; nemaer gehouden sullen wesen, het selve Octroy in’t geheel ende sonder eenige Omissie daar voor te drukken ofte te doen drucken; ende dat sy gehouden sullen zyn een Exempelaer van alle de voorsz. werken, gebonden ende wel geconditioneert te brengen in de Bibliotheecq van Onse Universiteyt tot Leyden, ende daer van behoorlyk te doen blyken. Alles op pœne van het effect van dien te verliesen. Ende ten eynde de Suppliante desen Onsen consente Octroye mogen genieten als naar behooren: Lasten wy allen ende eenen yegelyken die ’t aengaen mach, dat sy de Suppliante van den inhoude van desen doen, laten en gedogen, rustelyk, en volkomentlyk genieten en cesserende alle beletten ter contrarie. Gedaan in den Hage onder Onsen Grooten Zegele hier aan doen hangen, den XIX September in ’t Jaer onses Heeren en Zaligmakers duysent ses hondert vier en tachtig. G. FAGEL: Ter Ordonnantie van de Staten SIMON van BEAUMONT De tegenwoordige REGENTEN van de SCHOUWBURG, hebben het recht der bovenstaande PRIVILEGIE, voor het BLYSPEL van DE PLEITERS, vergund aan de Erfgenaamen van _Albert Magnus_. _Den 28 van Maart, 1695._ VERTOONERS. DANDYN, _een Rechter_. LEANDER, _Zoon van Dandyn, Minnaar van Izabel._ JERONIMO, _een oud Burger._ IZABEL, _Dochter van Jeronimo._ DE GRAVIN VAN NARRESTYN, &c. &c. WOUTER, _Secretaris_} } _van Dandyn._ ORATYN, _Portier_ } VOLKERT. _’t Tooneel is te Parys, voor en in ’t huis van Dandyn._ DE PLEITERS, _BLYSPEL_. EERSTE BEDRYF. _EERSTE TOONEEL._ ORATYN, _een groote zak met Processen met zich sleepende._ Ja; ’k zeg als noch, het is een zot die hem vertrouwt Op dingen die hy hoopt, en niet met ’t oog beschouwt, En, als een Ezel hem by d’ooren om laat leijen; Want een die heden lacht, zal morgen zeker schreijen. Een jaar geleên, liet van Gaskonje my van daan Een Rechter komen, en nam my voor Switzer aan. De kaale Fransjes, ha! die Jonkers zonder veeren, Die dachten my toen met hun snoeven wat te scheeren; Maar schoon Gaskonjer, ’k ben een krygsman in myn bloed; ’k Snoef meê van houwen, en van kerven, als verwoed. Bloed! al die snoeshaans met hun a la mode kleeren, Die kwamen my terstond hun dienst toen offereeren, ’t Was al Heer Oratyn uw dienaar. ’k Lach me slap! Maar zonder geld lach ik met zulk een Ridderschap. ’k Kon voor een goed portier van d’Opera passeeren. Men had goed kloppen, en my dus te lermoneeren, Doch ’k het geen mensch in, of geld, geld was eerst het woord, Geld moest’er wezen, of ik sloot aanstonds de poort; ’t Is waar, ’k moet aan myn Heer daar van een portie dokken; Doch ’k win daar by; want zie, ik hou de grootste plokken. ’k Verzorg de kaarszen, ’t hooy, ’t papier, en kleinigheên, En ik versta my op de kunst, van nul ’k hou een. Maar hy is als de droes genegen tot dat zwessen, Ja dag en nacht leit hy en prevelt van Processen, Van Vonnis, van Apel, Sententie, Vierschaar, daar Hy wil gaan eeten, en ook slaapen ’t heele jaar. Ik zei wel hondertmaal myn Heer Dandyn, ik zweerje Je staat te vroeg op alle morgens, hoe begeerje Dan uit te teeren, en te sterven als een beest? Eet, drinkt, en slaapt, want zie de wyn verheugd de geest. Maar ’t was vergeefs. Hy heeft zyn rol zo lang gaan speulen, Zo lang gewaakt, dat hy een slag heeft van de meulen. Dan wil hy een voor een ons vonnissen; enfyn Hij preuveld dag op dag een duivel van Latyn, Daar ik geen woord van weet; ja, ’k hoor hem dikwils zweeren. Dat hy wil slaapen in de muts en Rechters kleeren. Hy deed zyn haan onlangs uit gramschap ’t hooft afslaan, Omdat hy laater, als wel eer, was opgestaan: Hy zei een Pleiter had, wiens zaak niet wel wou vlooten, Hem listig omgekogt, en ’t beest gevult de pooten. Ja wel, de pikken schen die zotten met elkaar. Zyn zoon verbied my om te spreeken met zyn vaâr, En laat hem dag en nacht van ons op straat bewaaken, Want anders zou hy ’t hier in huis zo lang niet maaken. Myn Heer, denkt list op list, om ons, hem toevertrouwt, ’t Ontsnappen, ik voor my, ik slaap niet meer; geen hout Is ook zo mager als ik word, ’k doe niet als gaapen. Maar hy mag waken dien het lust, ik ga wat slaapen: Dit zal myn kussen zyn. |
Your last read book: You dont read books at this site. |